|
 |
Hij klimt met alle vier de poten door de bomen.
Meestal bevindt hij zich meer dan tien meter van de grond af. |
 |
Overdag schuilt hij alleen hoog in een boom, verscholen tussen de bladeren of in een boomholte.
Hij krult zich dan om om een tak, met zijn kop tussen zijn achterpoten.
In deze houding kan hij de gehele dag lang onbeweeglijk stilzitten.
Hij eet voornamelijk vruchten. In de droge tijd vormt gom het hoofdbestanddeel van zijn dieet, en in de regentijd bestaat het dieet voornamelijk uit insecten voor-namelijk mieren, kevers, rupsen en larven, slakken en verscheidene vruchten, waaronder vijgen. Ook eet hij eieren en jonge vogels, bladeren, paddenstoelen, spinnen en naaktslakken en zelfs kleine gewervelde dieren als vogels, hagedissen, knaagdieren en vleermuizen.
Ondanks zijn trage manier van bewegen, kan hij een prooi zeer snel met zijn handen grijpen. |
|
|
|